Sinds de pandemie verlangen werknemers naar een duurzame, milieuvriendelijke werkplek. Veel werkgevers blijven evenwel achter, blijkt uit Nederlands onderzoek in opdracht van Tork.
Corona veranderde de blik van veel werknemers. Zij denken meer na over hun impact op het milieu. En over wat ze kunnen doen om die te verminderen. Die bewuste werknemers verwachten eenzelfde engagement van hun oversten, maar helaas: de (al dan niet sporadische) terugkeer naar kantoor na het massale telewerken leidt tot desillusies.
Zo is 43 procent van de ondervraagden teleurgesteld dat hun werkgever niet verduurzaamde tijdens de pandemie. 56 procent noemt het eigen kantoor zelfs “beschamend milieuonvriendelijk.” Vooral lopende kranen, bedrijfswagens op benzine, papieren koffiebekertjes en energieverslindende handendrogers zijn een doorn in het oog. 71 procent van de werknemers heeft het gevoel zelf het voortouw te moeten nemen.
Verschoven houding
Nochtans dragen inspanningen van werkgevers niet enkel bij tot een prettige werkomgeving, ze geven vaak ook de doorslag in de strijd om talent. Bij het zoeken naar een nieuwe job wil 70 procent van de ondervraagden namelijk solliciteren bij een onderneming met een milieuvriendelijke reputatie, een bedrijf dat duurzame actie onderneemt.
Werkgevers moeten zich daarvan bewust zijn, stelt Ineke van den Bremt, marketingmanager van het hygiënebedrijf Essity. “De afgelopen achttien maanden verschoof de houding van werknemers. Duurzaamheid wordt serieuzer genomen dan ooit. Eenvoudige stappen, zoals het verbeteren van recyclage en het verminderen van energieverbruik, kunnen al een verschil maken. Maar enkel wanneer je werknemers erbij betrekt.”